zelfsabotage, zelfhaat, de ‘loser’ en de ‘heilige mens’.

Above: AI-generated image, 2025
[HF20251001-1113-1203-1221:zelfsabotage-en-zelfhaat]

Met al z’n social media lijkt de wereld van finalis inmiddels oneindig veel méér gemeenschapsgevoel dan ooit te produceren. Toch produceert het juist droeve eenzaamheid, volstrekt analoog aan het klassieke kapitalisme, dat immers voorgeeft (de propaganda die advertissement heet is machtig) rijkdom te produceren, terwijl het kosteloze en algemene middelen (rijkdommen van de meent) verteert en schaarste produceert.
Eenzaamheid duidt op een gemis aan betekenisvolle verbintenis en gemis aan een gevoel van verbondenheid. ‘Bewondering noch overwinning, eenvoudig toegelaten zijn als deel van een onloochenbare realiteit, zoals de stenen en de bomen‘ – die door Borges beschreven toestand is in de finale wereld onmogelijk, want men dient iets te hebben gepresteerd of anderszins ‘succes’ te hebben, dat wil zeggen succes als gedefinieerd door de finale wereld. Daarom is Kim Kardasian succesvol: ze verkoopt lucht. Toch werd ze pas de businesswoman die lucht verkoopt, nadat ze beroemd werd omdat ze met niks beroemd werd. Finalis faalt altijd – dat is de wortel van het sociale ongemak van finalis, want finalis erkent alleen het sociale succes. Een hoogbejaarde helpen of babysitten of de rotzooi van straat opruimen is in finale ogen iets voor losers. Omdat hij geen innerlijke maatstaven heeft, is hij willoos overgeleverd aan juist die veronderstelde blik, de God van Finalis. Die god werpt een fixerende wolvenblik op het kuddedier, meent het kuddedier. Finalis wil immers geen loser zijn. Toch is finalis een kampioen van de zelfsabotage en zelfhaat. Verwar dat laatste niet met zelfverachting. Finalis kan zich juist helemaal niet over zichzelf heen zetten. De sociale spiegel die ogenschijnlijk zijn ijdelheid voedt, verteert hem ook met schaamte. De tatouage (of tattoo) is de perfecte metafoor van die werking. De huid veroudert en de tatouage verliest uiteindelijk de glans die het aan de huid ontleent. De zegeningen van het consumptieparadijs werken op vergelijkbare manier: alles wordt ingehaald door de tijd, door de steeds weer veranderende modus waar het moderne en het modernisme zijn naam aan ontleend. Aan het spiegelpaleis van geleende verlangens die zich voeden met de sociale vergelijking (‘hoe zien anderen me?‘) kunnen tijdelijk en onder voorwaarden zelfbeeld en status ontleed worden, en het kan ook fun zijn, maar uiteindelijk keert het zich tegen de gebruiker, vaak zonder dat de gebruiker het beseft. Eerst meldt zich de schaamte, dan het slechte geweten en tenslotte de zelfhaat. En als gezegd; dat laatste is geen zelfverachting.
De afkeer en vervreemding die de finale wereld beheersen, brengt finalis uiteindelijk over op zijn eigen leven en lichaam. Daarin ontmoet hij zichzelf als slachtoffer, omdat finalis in menselijkheid vooral kwetsbaarheid ziet, die hij verwart met een zwakke en ondergeschikte positie, dus ook met slachtofferschap, schennis van de persoonlijke levensfeer. De tatouage, het meest zichtbare bewijs van een schennis van het lichaam, werd een populaire vorm van zelfdecoratie in dezelfde tijd dat ook de piercing populair werd – te begrijpen als een vrijwillige vorm van zelfmutilatie, zoals ook het slachtofferschap via de zelfsabotage gezocht kan worden – de pathologische variant daarvan staat bekend als het Von Münchhausen (by proxy) syndroom.
De tatouage is bovendien diep verwant met graffiti. Beide decoraties afficheren een publieke aanklacht: ze verwijzen naar een gemeenschap waarin het ontbreken van gemeenschap de gemeenschappelijke ervaring is. Dat gebrek aan intimiteit wordt door de graffiti en de tatouage als betekenisvolle ruimte gevierd. Graffiti doet dat door buitenreclame te parodiëren. In plaats van leesbare merknamen toont het een verhaspeling die hooguit in algemene zin naar het bestaan van de kapitalistische orde verwijst. Tatouages hebben eenzelfde ambitie: het zijn de tribe-tekens van stammen die hooguit in overdrachtelijke zin bestaan, maar nul concrete support bieden en ook nul deelname vereisen, zelden of nooit menselijke aanraking oproepen, en hun betekenis opzettelijk esoterisch etaleren. Evenzogoed betreft het daden van verzet: de relatieve onleesbaarheid van de decoraties suggereren, niet onterecht, dat de persoonlijke leefsfeer en de wereld nog steeds geheimen bevat.
Toch wordt die suggestie dermate opvallend gedaan, dat de decoraties in al hun verhullende werking onthullen dat die ruimte kennelijk moet worden bevochten en dus niet langer .vanzelfsprekend is.
Het demonstreert ook in dit opzicht het ontbreken van een gemeenschap, of beter: de pijn van het ontbreken van een gemeenschap. Die pijn heeft een naam: eenzaamheid. Finalis verdraagt eenzaamheid evenmin als de vrijheid en het meesterschap over zichzelf. Guy Debord meende nog, dat de kapitalistische ontwikkeling het eigendom had vervangen door de loutere verschijningsvorm, maar in het latere, meer recente stadium heeft finalis deze positie (waarin de beleving de ervaring vervangt) ingeruild voor een vlucht uit het genot van de eenzaamheid (als gewenste sociale situatie*) en zelfs een agressieve bestrijding van dat genot, die zich op het laagste niveau uit als een verstikkende omhelzing van het tribale en de maatschappelijke conventie, en het verhinderen van andermans rust. Het naakte zijn is voor finalis immers niet te verdragen. Voor finalis is die toestand voorbehouden aan de banneling, de buitenmaatschappelijke ‘heilige mens’ (homo sacer). Daarbij geldt; juist dan wanneer finalis als buitenmaatschappelijk poseert en met zichzelf pronkt als uitzonderingstoestand, demonstreert en begrijpt hij zichzelf als lid van een horde, als kuddedier.

*) hier wordt de definitie gevolgd: eenzaamheid is het fysiek ervaren van een gebrek aan verbondenheid met anderen

The text above is part of a preview of a book (in progress) by Leon Dessau, titled Homo Finalis.
More info on the main page. Unless indicated, all imagery on this site is AI-generated, prompted in 2025 by Leon Dessau.
Images: Creative Commons / copyright on text by Leon Dessau

Posted in