
[20251031-1102-1103:het_finale_geluksgevoel]
Epicurus en Aristippus zagen in het najagen van genot – niet geluk – het meest natuurlijke uitgangspunt voor de mens. Maar evenals het idee van geluk gaat die gedachte kreupel in een wereld van maatschappelijke ongelijkheid en gebrek. Genot en geluk vragen er immers om te worden gedeeld, want de mens is een sociaal wezen.
Toch introduceerde het geluksidee dat opkwam tijdens de Verlichting een geïndividualiseerde utopische horizon, en wel als seculier alternatief voor de oude religieuze concepten. En dat is opmerkelijk, want finalis, die het geluksidee veranderde in een antwoord op levensvragen, zou dan wel het evangelie van het geluk verkondigen; hij geloofde er zelf niet in. Geluk boeit finalis hooguit als excuus. Finalis is om meerdere redenen ongeschikt voor het geluk.
Om te beginnen is er zijn zelfgeschapen wereld, die het levensgeluk in de weg staat.
Dan nog staat het kuddier in hem het geluk in de weg. Wie, zoals finalis, geen talent heeft voor geluk en uiteindelijk liever niet gelukkig is (overigens een typische eigenschap van de bekeerling), zal er alles aan doen om de ander zijn mogelijke geluk te ontzeggen. Het fraaie daarvan is, dat men dan samen ongelukkig is, en zo ontstaat er dan toch nog zoiets als een gemeenschapsgevoel, ditmaal een onder ongelukkigen gedeeld gevoel van herkenning, de warme variant van de rancune en het ressentiment die daarop volgen. Die cynische versie van het gemeenschapsstichtende is bij finalis in goede handen.
De ware grond van de finale gemeenschappelijkheid bestaat echter niet slechts uit het ontbreken van gemeenschap; bij finalis is het geld of het slachtofferschap de ware gemeenschapsstichtende grond.*
Het finale geluk is dus niet anders dan fortuin, de oude godin Fortuna in een wat pijnlijke vermomming.
De wereld die daaruit ontstaat, neemt finalis waar als een natuurlijke, maar er is niets natuurlijks aan de economie, behalve dan haar onbegrensde roofbouw op het natuurlijke. In die sfeer kreeg het finale geluksgevoel ook perverse trekken: het levert immers de sensatie deel te mogen nemen aan de ongebreidelde exploitatie van de planeet, en dus het geluk deel te mogen nemen aan de verwoesting van de natuurlijke rijkdom en luister van onze planeet, de bron van geluk in de oude wereld, waarover Nietzsche in het Turijn van 1889 opmerkte dat we er niet stil genoeg voor zijn geweest.
Geluk begroeten dat op zijn pad komt, ligt niet in de stijl van finalis. Overtuigd van zijn eigen ongeluk is hij rusteloos op jacht naar ‘het’ geluk, geholpen door ijdelheid, hoop en belofte. De finale gelukzaligheid bestaat uit uitgesteld geluk, niet uit het bezit ervan. Gedurende dat uitstel is finalis verplicht gelukkig, dat geeft hem tenslotte de illusie van richtingsgevoel. Daarbij legt hij zichzelf (en zijn soortgenoten) enorme pressie op. Om te presteren, om er goed uit te zien, om leuk te wonen, om ‘leuke dingen’ te kunnen doen, om het beste uit het leven te halen – kortom om er alles aan te doen om zo ongelukkig mogelijk te zijn.
De onfortuinlijken hebben daarbij het nakijken, maar dat bekrachtigd finalis alleen maar in zijn overtuiging, dat het hier een machtig idee betreft. Finalis verstaat geluk dus als fortuna, niet als euthymia. Dat laatste, vrij vertaald zielerust, vereist een houding die finalis niet wenst op te brengen. Zielerust is voor hem vrijwaring en vlucht, of de mogelijkheid om vermaakt te worden, eindelijk afgeleid te worden van de veeleisendheid van bewust te willen leven. Dronken van de wereld worden lukt finalis niet, want dat veronderstelt zelfverachting, vrijheid van denken, de moed tot overgave en zelfloosheid. De dromen van finalis zijn dan ook nogal grof, voor iemand die gelukkig wil worden. Het zijn doorgaans geleende dromen, voorverpakt in afglans, klatergoud, spilzucht en achteloze onverschilligheid. Vanuit finalis gezien zijn dromen voorzien van het narcistische waarmerk van de sociale waardering: het prijskaartje is voor iedereen leesbaar. Was dat niet het geval, dan zag finalis diamant als volstrekt waardeloos. Fortuin is dan ook het ongeluk van finalis: het brengt hem nooit het levensgeluk dat hij verlangde – geen overgave, liefde of diepe vriendschap; geen hartstochtelijke lichamelijkheid, waarachtigheid, oprechtheid; geen bezieling die hem kan helpen de poëzie van het leven te schrijven..
*) Hier past een uitwijding over het Germaanse recht, en hoe dat dat geprojecteerd werd op de ‘ Joodse’ versie van de perceptie van schuld. [20251102]
The text above is part of a preview of a book (in progress) by Leon Dessau, titled Homo Finalis.
More info on the mainpage.
Unless indicated, all imagery on this site is AI generated, prompted in 2025 by Leon Dessau
Images: creative commons / copyright on text by Leon Dessau