de finale erkenningskwestie en het creatieve regime

[HF20251119:pseudo-individualisme]

Your are all individuals!’ – Monty Python’s Flying Circus, Life of Brian (1979)

Homo finalis lijkt onderworpen aan een proces van individualisering. Schijn bedriegt. Finalis is immers ook de mens van privacy. Neem penitentiaire inrichtingen. In de 18de eeuw is Bodmin Jail in Cornwall de eerste faciliteit in Engeland waar misdadigers in afzonderlijke cellen worden geplaatst. Bentham’s ontwerp voor gevangenissen zal dit revolutionaire idee verder radicaliseren. Privacy blijkt in zijn ‘panopticum’ vooral het tegenovergestelde van collectivisering. Meer algemeen lijken de inspanningen van instituties en individuen onder finale omstandigheden niet gericht op het algemene, het blijvende en steeds weer terugkerende, maar op een problematische verhouding met het unieke, eenmalige, voorbijgaande.*
Het resultaat spreekt voor zich: eenvormigheid, nivellering en consensusdwang, kortom het bespelen van de kuddementaliteit en hokjes- en dorpsgeest, ook al wordt die mentaliteit verworpen in dezelfde dubbele beweging die de mode als modus van de kledingindustrie beheerst. De eenvormigheid tooit zich als velkleurig. Die ambivalente modus wordt in de 21ste eeuw onder de druk van informatietechnologie vloeibaar in de dataïsering: het individu wordt alleen nog erkend als onderdeel en eigenaar van een groepsidentiteit, omdat juist op die manier grip op het individu mogelijk is. Erkenning is dan alleen nog erkenning onder voorwaarden en er wordt vertegenwoordigd namens communities waarvan de leden niet worden geconsulteerd, evenmin om lidmaatschap kan worden gevraagd. Verschil wordt gebruikt om af te bakenen; het afzonderlijke individu wordt vooral representant van een groepsmodel en valt dus niet langer geheel en soeverein samen met zijn uniciteit. De ideologie van zogeheten mensenrechten versterkt dat nog: het individu wordt verondersteld eigenaar van rechten te zijn, waarmee niet langer de vraag hoeft te worden gesteld hoe een individu recht kan worden gedaan, en van waaruit het individu recht gedaan dient te worden. Daarachter liggen verdien- en manipulatiemodellen in de vorm van loyaliteitsprogramma’s die het individu binden aan een fictieve gemeenschap die drijft op beeldvorming en ‘mythologie’. Het bedrijfsleven heeft dat overgenomen (het begon met spaarzegels, kortingen, snoepreisjes, geschenken) en stichtte zelfs haar eigen gemeenschappen in de vorm van digitale biotopen.
Tegen die achtergrond is creativiteit (scheppingskracht) onderworpen aan een gelijksoortige ambivalente modus die verbonden is aan een erkenning onder voorwaarden, een erkenning die echter nooit geheel bevredigd wordt.* Dezelfde creativiteit is evenzeer onderdeel van de pseudo-individualiteit: gevraagd wordt niet naar artistieke (kunstzinnige) zienswijzen, maar naar te manipuleren energie die het artistieke instrumentaliseert: styling en design, vormgeving, kortom het creatieve regime. Reckwitz wijst er verder op dat in die dynamiek het idee van ‘zelfrealisatie’ leidt tot een neerwaartse spiraal van desillusies, waarin de vraag naar erkenning verandert in een ondragelijke last voor het individu.*
Homo finalis heeft daarvoor een oplossing: hij haakt af, geeft zichzelf op, of kiest in het beste geval de remedie van Epicurus en begeeft zich in zelfgekozen retraite, ‘leeft in het verborgene’. De zichzelf opgevende, afhakende finalis is echter het overheersende model.

*) Andreas Reckwitz: Die Erfindung der Kreativität. Zum Prozess gesellschaftlicher Ästhetisierung, 2012

**) Andreas Reckwitz: Das Ende der Illusionen: Politik, Ökonomie und Kultur in der Spätmoderne., 2019

The text above is part of a preview of a book (in progress) by Leon Dessau, titled Homo Finalis.
More info on the mainpage. Unless indicated, all imagery on this site is AI generated, prompted in 2025 by Leon Dessau
Images: creative commons / copyright on text by Leon Dessau

Posted in