de geïndustrialiseerde verdoving van nihilistische bestaanspijn
en de secularisering van het levensdoel

{HF2025:geluk-en-verliefdheid]
Homo finalis is een historische gestalte van de mens. Ruwweg halverwege de achttiende eeuw verschijnt hij ten tonele op het moment dat de klassieke mens niet langer in staat is om religieuze bodem te voelen, eenmaal meegesleept door de steeds sterker wordende onderstromingen van de technologische ontwrichting van de oude wereld.* Toch heeft finalis al vroeg een doel in het leven gevonden, namelijk het streven naar geluk, onder andere vastgelegd in de preambule van de grondwet van de Verenigde Staten. Dit veronderstelde streven treedt in de plaats van de oude wens naar zieleheil en behelst dus de secularisering van het levensdoel, maar blijkt vooral te bestaan uit zelfmisleiding. Het ‘geluk’ van finalis treedt immers in de plaats van de primitieve ervaring van de aanwezigheid van het heilige en de eenwording met alles, een ervaring die ook broeit in het zeldzame geluk van een grote liefde. Die ervaring, verwant aan de mystieke liefde die bezongen werd door een Jalal ad-Din Roemi, is voor finalis moeilijk ontoegankelijk, want veranderd in een goddelijke komedie, dat wil zeggen een romantisch schouwspel waarin de liefde op zoek is naar zichzelf. De vrijheid om huwelijksbanden aan te gaan op grond van louter liefde, voor het eerst wettelijk vastgelegd in een pauselijk decreet uit 1234, is dan al veranderd in een nieuwe eigendomsverhouding. Verliefdheid werpt immers ook het verlangen op, de ander in bezit te nemen, en extremer: tot eigendom te maken. In de wereld van finalis is de verliefdheid wet geworden, en is de verliefdheid van de partner op een ander niet alleen reden tot jaloezie, maar ook reden tot echtbreuk.
Verlaten door de ervaring van de nabijheid van het goddelijke, zoekt finalis de sensatie van de heiliging, maar vindt die niet meer bij zichzelf en dus ook niet in een grote liefde (die neerkomt op de thuiskomst in een onverklaarbare en ongrijpbare zielsverwantschap), terwijl hij het ‘zuivere’ en ‘ware’ wel degelijk hoopt te vinden in de verliefdheid, de verkleinde editie van de grote liefde. Niet voor niets vergelijkt Goethe de romantische situatie die hij creëert in zijn Wahlverwandschaften met een chemisch retort dat het mogelijk maakt om de onderlinge reacties van de deelnemende elementen te observeren. Juist in de verliefdheid, het meest vluchtige aspect van de liefde, zoekt finalis het ongrijpbare van de liefde: het wegvallen van controle (de reden dat de oude Romeinen verliefdheid als een onmannelijke aandoening hebben veracht) betekent een uitnodiging aan absolute overgave, maar juist de ontvankelijkheid die het vermogen tot overgave eerst mogelijk maakt, staat in de wereld van finalis onder druk. Zijn wereld is er immers een van toenemende controle – zelfs de surveillance is onderwerp van industrialisering en is niet langer verbonden met het verinnerlijkte domein van het goddelijke en heilige.
Boven alles is finalis graag verliefd. Hij wil zichzelf verliezen in de projecties van zijn eigen verlangens en vindt in het zwelgen daarin zijn hoogste staat van zelfverlies. Verliefdheid leidt hem af van het ondragelijke gevoel alleen en zonder leidend beginsel of hoogste instantie te zijn, want dat was wat er overbleef toen het heilige uit zicht verdween. Het is daarmee ook het geheim van de amusementsindustrie die het hart vormt van een spektakelmaatschappij: het serveert de panacee van verliefdheid, ook al doet het dat (volgens de bijsluiter) uit naam van het amusement.
Zoals de aficionado verliefd is op de matador, en de voetbalfan verliefd op zijn speler, zo bieden Scarlett Johansson en andere faunen en nimfen een geïndustrialiseerde verdoving van de nihilistische bestaanspijn. Finalis is het gelukkigst als hij verliefd is. Toch is hij in werkelijkheid verliefd op het nihilisme zelf, dat via dezelfde industrieel geproduceerde uitstulpingen van de verliefdheid (die ons leren dat de wereld niet overeenstemt met onze verlangens) verschijnt als een diepe teleurstelling in het leven. Sappho zal het een onzinnige gedachte hebben gevonden, en Catullus kon de kloof tussen verlangen en ontluisterende realiteit al spottend omarmen, maar bij finalis is het de grond van zijn rancune tegen het leven zelf. Niets dat hem doet aarzelen om in die rancune te zwelgen, en dit teleurstellende aspect van het leven met behulp van juist de liefde te wreken. Voor homo finalis is ongelukkig zijn in de liefde zodoende een vorm van levensgeluk, een bevestiging dat hij leeft.
Ziedaar de boetedoener en masochist in finalis: hij lijdt, dus hij leeft. Die eigenaardigheid maakt hem bij uitstek geschikt voor het hernemen van precies die nihilistische religiositeit die hij daadwerkelijk bezig was vaarwel te zeggen. En juist dat maakt finalis tot een gevaar voor zichzelf, dat wil zeggen tragisch voorbestemd voor het ongeluk om in zijn eigen schaduw te moeten leven. In dezelfde mentale beweging ontmoet finalis ook de kern van zijn zelfsabotage, die hem onderscheidt van de antieke en klassieke mens. Zijn voorgangers zochten immers het bestendige, blijvende. Finalis echter, reageert op het ontvallen van het bestendige met een vlucht voorwaarts: hij omhelst het onbestendige en vluchtige in de hoedanigheid van het geluk (of zo men wil: fortuin) en de verliefdheid. Als finalis over hun onbestendigheid treurt, wat onvermijdelijk is, dan komt hij tot het tragisch-nihilistische besef dat niets zo bestendig is als het onbestendige. Maar dan is de val van de melancholie al dichtgeklapt en finalis gevangen in een kerker waarvan hij zelf de cipier is. Daar rest hem weinig anders dan de volharding in het onbestendige, de sleutel trots om zijn hals gehangen, op de borst gedragen. Ongebruikt.
Finalis zou finalis niet zijn als dit niet zou opduiken in de vorm van een industrieel verdienmodel.
Het werd Valentijnsdag, dat in het industrialiserende Engeland van de jaren 1835-40 een hoge vlucht nam, dankzij posterijen en de introductie van de zogeheten postzegel. Het sloeg over naar de Verenigde Staten, waar het in enkele jaren tijd het karakter aannam van een nationale feestdag.
De rest van de wereld zou volgen. De datingindustrie was geboren, en uiteraard zou daar het ‘geluk in de liefde’ en de notie ‘verliefdheid’ een nieuwe, problematische vorm krijgen. Want hoe gaat de liefde om met afstand, als het juist gaat om intimiteit? In de finale wereld ontdekte de liefde de afstand en dat alle afstand door de liefde kan worden overwonnen, één van de momenten waarop finalis ondanks zichzelf een schitterend wormgat ontdekte.
*) Finalis is in dit opzicht een kind van Jean-Jacques Rousseau, Emmanuel Kant, Jeremy Bentham en andere verlichtingsdenkers.
The text above is part of a preview of a book (in progress) by Leon Dessau, titled Homo Finalis.
More info on the mainpage.
Unless indicated, all imagery on this site is AI generated, prompted in 2025 by Leon Dessau
Images: creative commons / copyright on text by Leon Dessau