[HF20251109:de-nulgraad-van-het-elitaire]

De meest finale stijl is stijlloosheid – niet in de zin van een soepele omgang met stijl, maar in de zin van het ontbreken van welke kwaliteit dan ook, de stilistische nulgraad. Dat laatste is voor finalis louter geruststelling: als de omgeving geen kwaliteit heeft, dan hoeft hij dat ook zelf niet te hebben. In die zin verdedigt finalis zich ook met dédain tegen alles dat wel kwaliteit heeft. Datzelfde dédain is dus feitelijk een tarten: het verhult dat er ook nog een wereld is die hem veracht, zich niet met hem inlaat. Dat laatste is voor finalis onverteerbaar: hij eist erkenning. Terwijl hij voor zichzelf geen verachting kan opbrengen, verlangt finalis heimelijk naar machten die op hem neerkijken en hun verachting openlijk demonstreren. Ondertussen kan hij die machten alleen testen door een nadrukkelijk gebrek aan respect te etaleren. Dezelfde zenuw die dit mechanisme begeleidt, bundelt ook de finale impulsen met betrekking tot elites. Finalis gaat immers uit van het bestaan van een ontoegankelijke elite die hem veracht. Omdat hij niet tot zelfverachting in staat is – en dat ook weet – geniet hij de verlangde verachting als het schitterende privilege van de elite die hem leiding biedt. De hijgerige, serviele idioot in finalis put hieruit masochistisch genot. Tegelijk zoekt hij de zwakste plek van de elites die hij adoreert. Hun deeldomeinen (politiek, commercieel, muzisch en wetenschappelijk) zijn aangewezen op excellentie. Dat botst met de omstandigheid dat een niet onbelangrijk deel van de elites zwelgt in cynische bravour en destructieve decadentie. Gedreven door het idee dat men zich dédain voor echte excellentie kan veroorloven, weten zulke anti-elites zich ‘in a specific and limited way‘ bevoegd tot het breken van wetten, regels en normen als het hen uitkomt. In volkse ogen gedragen ze zich niet langer naar verwachting, en falen dus. Ze falen echter al door afstand en afscheid te nemen van hun feitelijke rol, die juist geheel afhankelijk is van kwaliteit. In plaats daarvan neemt de finale elite zijn toevlucht tot afglans en klatergoud. Van de Parijse Opéra Garnier tot Trump’s Ballroom overheerst de lege overdaad van de gouden franje, ooit het waarmerk van de parvenu. Een indrukwekkende schaal nastreven, hoort daarbij. Imponeren is de finale stijl bij uitstek: het is zijn manier om zichzelf van zijn bestaansrecht te overtuigen. Finalis ziet zichzelf immers als bekroning (of laatste halte) van de geschiedenis, en de kroon neemt hij waar als een gouden ornament.

The text above is part of a preview of a book (in progress) by Leon Dessau, titled Homo Finalis.
More info on the mainpage.
Unless indicated, all imagery on this site is AI generated, prompted in 2025 by Leon Dessau
Images: creative commons / copyright on text by Leon Dessau

Posted in